Vroeger begreep ik het niet zo goed. Mijn moeder was opvallend zuinig op dat kleine oranje vergietje van haar moeder – mijn Bomma. Ze waste er aardbeien in, of liet er pasta in uitlekken, en droogde het daarna zorgvuldig af alsof het van porselein was. Ze legde het nooit zomaar terug in de la, maar altijd met aandacht. En ik, begin twintig en in alle haast onderweg naar volwassenheid, dacht dan: Waarom doet ze daar zo ingewikkeld over? Het is een plastic vergietje. Oranje. Niet eens mooi.
Maar nu, een jaar of tien later, betrap ik mezelf erop dat ik datzelfde vergietje op eenzelfde manier behandel. Bijna eerbiedig. Het ligt nu bij mij thuis in de onderste la, een beetje verborgen, maar ik pak het regelmatig. Niet omdat het het handigste vergiet is, maar omdat het... iets doet. Iets oproept.
Dat vergietje stond bij mijn Bomma altijd op het aanrecht. Als kind zag ik het niet eens echt – het hoorde gewoon bij de keuken. Bij háár keuken. Het was het vergiet waarin ze kersen waste, boontjes uit blik afgiette, en waar wij als kleinkinderen soms water in deden om ‘heksensoep’ te maken op de grond.
Toen Bomma overleed, nam mijn moeder het vergietje mee. Niet uit praktische overweging, maar omdat het voelde als iets van haar moeder dat nog leefde. En nu snap ik pas wat ze bedoelde.
Want als ik het vasthoud, voel ik ineens hoe het is om iets te missen zonder dat je wist dat je het ooit zou missen. En hoe een simpel keukenobject je verbindt met een hele lijn aan vrouwen – je moeder, je grootmoeder, en misschien ooit een dochter of kleindochter die vraagt: Waarom bewaar je dat lelijke ding eigenlijk?
Ik had nooit gedacht dat rouw zo vaak in de kleine dingen zit. Niet in het graf, niet in de grote woorden, maar in een scheefgesleten houten lepel, een theedoek met vlekken die er niet meer uitgaan, of dus dat plastic vergietje. En in de herhaling ervan. In het moment dat ik zelf aardbeien afspoel en – zonder erbij na te denken – het oranje vergietje pak in plaats van de moderne variant uit de designwinkel.
Dan snap ik ineens wat mijn moeder al die tijd voelde. Dan begrijp ik waarom ze zo zorgvuldig was met dingen die ik vroeger als ‘oude rommel’ bestempelde. Want het is geen rommel. Het is geschiedenis. Het is liefde. Het is thuiskomen.
Het bijzondere aan zulke objecten is dat ze niet alleen terugwijzen naar het verleden, maar ook naar de toekomst. Ik bewaar het vergietje nu niet meer alleen om Bomma, maar ook een beetje om mezelf. Omdat het me eraan herinnert dat we als mensen verhalen bewaren in dingen – en dat dat magisch is. Niet sentimenteel, maar betekenisvol.
En misschien, heel misschien, zal iemand later ooit vragen: Waarom heb je dat rare oranje vergietje nog? En dan hoop ik dat ik kan zeggen: Omdat het me eraan herinnert wie ik ben. En waar ik vandaan kom.
Misschien hebt u ook iets in huis dat voor buitenstaanders onbeduidend lijkt, maar voor u van onschatbare waarde is. Iets dat u koestert, juist omdat het verbonden is met iemand die er niet meer is – of juist nog elke dag om u heen.
👉 Ik nodig u van harte uit om dat verhaal met ons te delen. Wat is úw oranje vergietje?
Mail ons via reacties@proudies.nl, of deel het op het platform van Proudies. We verzamelen de mooiste inzendingen voor een speciaal dossier over ‘de magie van alledaagse dingen’ – een eerbetoon aan de herinneringen die leven in onze keukens.