Pensioen is een onderwerp dat voor veel mensen van belang is. Het biedt financiële zekerheid op latere leeftijd en zorgt ervoor dat men na het einde van het werkzame leven kan genieten van een welverdiende rust. Maar waar komt pensioen eigenlijk vandaan? In dit artikel nemen we je mee door de historische feiten van pensioen in Nederland.
De eerste pensioenregeling
Het allereerste Nederlandse pensioenfonds, specifiek opgericht voor een bedrijf, werd in 1881 opgericht door de gebroeders Stork. Jacques van Marken voegde zich hier niet veel later bij, in 1886, door het creëren van een pensioenregeling voor zijn werknemers in de gist- en spiritusfabriek in Delft. "Voor een machine moeten we geld opzij leggen om hem aan het einde van zijn leven te vervangen. Voor de mens moet aan het einde van zijn werkzame leven geld gespaard zijn om hem de rest van zijn leven ongeveer dezelfde welvaart te kunnen garanderen", zo luidde zijn argument. Het duurde nog even voordat er een pensioenfonds werd opgericht dat van toepassing was op een hele bedrijfstak, maar het begin was gemaakt.
De eerste wetgeving
In 1913 introduceerde Syb Talma de allereerste collectieve oudedagsvoorziening in Nederland, wat inhield dat 70-jarige arbeiders recht hadden op een bijdrage voor hun oudedag. Op 9 december van datzelfde jaar werd de eerste wekelijkse 'ouderdomsrente' van staatswege uitbetaald aan de pensioengerechtigden. Talma zag deze regeling als een tijdelijke overgangsmaatregel die minstens 75 jaar zou duren, met als uiteindelijk doel dat particuliere pensioenverzekeringen zonder staatsuitkering konden functioneren. In 1919 werd het recht op ouderdomsrente uitgebreid naar kleine zelfstandigen met een laag inkomen door minister P.J. Aalberse, een geestverwant van Talma. Hij verlaagde de pensioengerechtigde leeftijd van 70 naar 65 jaar. De Ouderdomsrente was de voorloper van de naoorlogse Algemene Ouderdoms Wet.
De AOW
In 1947 bracht minister van Sociale Zaken Willem Drees de Noodwet Ouderdomsvoorziening door het parlement, waarmee mannen en alleenstaande vrouwen van 65 jaar en ouder een geldbedrag ontvingen als zij onvoldoende inkomsten hadden. Dit bezorgde hem veel populariteit en er werd gezegd dat diegenen die een staatspensioen ontvingen "van Drees trokken". In 1956 werd de Algemene Ouderdomswet (AOW) wettelijk geregeld en trad deze op 1 januari in werking. Hoewel deze wet werd ingevoerd door een andere minister, Ko Suurhoff, bleef men de ontvangers van het pensioen "trekkers van Drees" noemen. De gehele bevolking ouder dan 65 jaar had voortaan recht op een staatspensioen, gefinancierd door een AOW-premie voor alle werkenden in Nederland.
De eerste AOW-uitkering
En nog een leuk feitje: De 70-jarige belastingambtenaar A. Bakker uit de Amsterdamse Boterdiepstraat was de eerste Nederlander die in 1957 uit handen van de minister van sociale zaken J.G. Suurhoff de allereerste AOW-uitkering ontving. Bakker was de eerste van de ruim 700.000 mensen die in 1957 een AOW-uitkering zouden gaan ontvangen. Het bedrag dat men in 1957 ontving was 804 gulden per jaar voor alleenstaanden en 1.338 gulden voor gehuwden.
Veranderingen in de loop der jaren
Vanaf 1985 konden mannen én vrouwen afzonderlijk aanspraak doen op AOW. Vanwege de stijgende kosten en de verhoogde levensverwachting is de pensioenleeftijd aangepast. Nog steeds verandert er veel in de AOW, daar zullen we vandaag niet verder op ingaan, maar een stukje geschiedenis is altijd belangrijk.