Het is kerstvakantie. Overal branden kleine lampjes. Zo gezellig. Buiten op straat. In de bomen. In tuinen. Overal schijnen kleine lampjes. Zelfs huizen zijn verlicht met lichtjes. Ook in huis. Bij Lobke thuis is er een kerstboom. Versierd met lichtjes en gekleurde kerstballen.
Afbeelding door Erik Voncken
Lobke vindt het heel gezellig. Nu zit ze op haar kamer te tekenen. Hele mooie kleuren versieren haar tekenpapier. Dan opeens denkt ze aan haar eigen lichtje. Haar lichtje dat ook zulke mooie kleuren schijnt. En, daar is haar lichtje.
“Hallo Lobke,” onderbreekt het lichtje de stilte. “Wat ben je heerlijk aan het kleuren.” Lobke kijkt verwonderd op. Normaal begint Lobke het gesprek. Lobke wordt wakker uit haar overpeinzingen en wrijft in haar oogjes. “Hallo lichtje,” reageert Lobke zachtjes. “Ik had je niet verwacht.”
“Nee Lobke. Ik merkte dat je aan mij dacht. Vandaar dat ik het gesprek begon,” lacht het lichtje. “Ik wilde gewoon even contact.”
“Leuk lichtje. Ik vind het fijn dat je er bent,” reageert Lobke blij.
“Nou weet je Lobke,” gaat het lichtje verder, “ik wil gewoon even iets met je delen. Het is Kersttijd en in deze tijd is er heel veel aandacht voor het licht. De Kersttijd wil de mens eraan doen herinneren dat er in ieder mens een lichtje aanwezig is. Weet jij dat Lobke?”
Lobke hoort wat het lichtje vertelt. Er ontstaat een diepe frons op haar voorhoofd. Een teken dat ze diep nadenkt. “Huh? Nee dat weet ik niet”, reageert Lobke verbaasd. Ze hoort grote mensen nooit praten over een lichtje dat in je zit. Lobke is er toevallig bij uitgekomen toen ze zich terugtrok in haar donker kamertje. Toen kwam het lichtje als een heel klein lichtpuntje tevoorschijn. Het lichtpuntje begon tegen haar te praten. Nu is haar lichtje haar allerbeste vriend. Eigenlijk nog meer dan een vriend. Nu vertelt het lichtje haar dat Kerst er is om mensen eraan te doen herinneren dat er een lichtje in iedereen aanwezig is. Waarom vertellen grote mensen dit dan niet aan kinderen?
“Ja Lobke,” gaat het lichtje verder. “Veel van de grote mensen zijn het vergeten. Ze zijn vergeten dat ze een lichtje in zichzelf hebben. Ze weten het niet. Raar eigenlijk, want iedereen heeft een lichtje in zichzelf.”
“Ja ik ook,” roept Lobke enthousiast. “En bijna niemand weet het. Lichtje, hoe kan het dat de mensen het vergeten zijn?”
“Nou Lobke, dat is een heel lang verhaal. Heel lang geleden toen de mens net bestond, toen was de mens een met dat lichtje in hen. Het lichtje was hun mentor. Net zoals ik jouw mentor ben. Maar het gebeurde dat er mensen waren die zich afkeerden van hun licht”.
“Waarom deden ze dat lichtje?”
“Omdat zij zelf wilden bepalen en dat wilden doen wat zij wilden. Sommigen wilden de baas zijn over andere mensen. Zij wilden bepalen en ook gingen zij anderen dwingen te doen wat zij wilden. Zij maakten anderen bang als zij niet naar hen luisterden. Zo doofden zij hun eigen lichtje en probeerden ook het lichtje in de ander te doven. Daar ontstond verdeeldheid. Er waren mensen die zich aanpasten en er waren mensen die er zich van afkeerden. Zo ontstond verdeeldheid tussen mensen.”
“Maar lichtje, zo ontstaat dus ook oorlog”, roept Lobke harder dan gewild. “Ja Lobke, zo ontstaat oorlog. Want die leiders dulden geen tegenspraak en zetten hun volgelingen aan om de anderen, die hen niet aanhangen, gevangen te nemen of zelfs te doden. En als ze dat niet doen, worden zij zelf gevangen genomen of gedood. Die volgelingen hebben geen vrije wil meer. Ze hebben hun licht ook gedoofd.”
“Pff Lichtje. Ik word verdrietig van wat je vertelt. Ik zie zelfs verband met wat sommige kinderen op school doen. Daar zijn ook soms leiders die aanhangers hebben en kinderen, die zich afkeren van hun gedrag, pesten.” Lobke slaakt een diepe zucht. Haar vreugde van net tijdens het kleuren en de warmte van al die prachtige lichtjes maakt plaats voor somberheid en kilte. Haar hoofd kan er geen vat meer op krijgen. Het is te veel. Te groot.
“Lobke ik vertel jou dit niet om jou verdrietig te doen zijn. Ik vertel je dit om uit te leggen hoe het komt dat de mensen vergeten zijn dat Kerstmis hen aan hun lichtje doet herinneren. Dit is de reden waarom ze het niet vertellen. Ze zijn het vergeten.”
“Maar lichtje, kunnen jij en ik hen er dan weer aan laten herinneren? Kun jij misschien vertellen hoe?”
“Ja Lobke dat kan ik. We hebben het al in een boek geschreven zodat ouders het voorlezen aan kinderen. Dat kunnen we uitbreiden door het ook voor grote mensen te schrijven. Iedere keer als we iets horen of lezen en we kunnen ons licht erop schijnen doen we dat. Zonder oordeel te hebben over- of naar de mens persoonlijk. Want als je iets niet meer weet, dan kun je het ook niet leven.”
“Wauw lichtje, dit wil ik heel graag samen met jou doen. Jij moet me dan wel leiden, want ik kan het niet zonder jou. Goed?”
“Natuurlijk Lobke. Ik leid jou. We doen het samen.”
Lobke haalt weer opgelucht adem. Wat zou het fijn zijn als iedereen zich weer het lichtje herinnert. Het lichtje dat in ieder mens aanwezig is, soms zichtbaar en soms nog onzichtbaar. En wat zou het heerlijk zijn als iedereen weet hoe het lichtje groter te maken. Zo droomt Lobke nog een tijdje over het lichtje dat met Kerst zo zichtbaar is.
Meer lezen van Christine?