Zeuren over ongemak werd in mijn jeugd door mijn ouders steevast beantwoord met een bekend riedeltje. Of het nu de striemende regen was waardoor je naar school moest fietsen of eenvoudigweg een kledingstuk dat nog steeds niet gewassen was - vroegâh was het allemaal veel erger. Of het nu opa was die in ‘44 van Utrecht naar Leeuwarden fietste op hongertocht. Of het nu oma was die na de oorlog nog steeds in een ketel op het fornuis de was kookte. Vroeger was alles slechter.
Wij, geboren als getemde luxepaardjes, durven daarom nog steeds niet te snel te oordelen als we wat ongemak ervaren. Want onbewust ligt dat hele zeurverhaal op de loer. Daarom sluiten we geduldig aan in de rij voor de kassa van Albert Heijn. Dit in tegenstelling tot onze kinderen, die snel doorlopen naar de selfservice. Dat is natuurlijk veel gemakkelijker. Maar we vinden dat de kassa-juf ook een inkomen moet hebben. En de prijs van die komkommer is toch onvindbaar in het systeem. Gewoon even wachten in de rij – voor onze generatie is dat geen enkel probleem.
Na de zomervakantie sluit u waarschijnlijk met hetzelfde geduld met uw benzineauto in de file aan. Met z’n allen produceren we een uitstoot van hier tot Tokyo. Ook wat betreft de opwarming van de aarde denken we anders dan Gen Z.
Overstappen op een auto op stroom vind ik nog steeds niet makkelijk. Heel tegenstrijdig eigenlijk. Wel in een kassarij willen staan maar niet in een rij voor de laadpaal. Op vakantie omrijden en diep in de nacht eindelijk een laadpaal ontdekken in een verlaten industriegebied - ik pas ervoor. Voor mij moet het rendement voelbaar zijn. Het systeem van centraal boodschappen doen, zonder apart bij de slagerij en bakker in de rij te moeten staan, zie ik nog steeds als super gemakkelijk, net zoals mijn ouders dat zagen. Want het gemak dient de mens. Convenience zoals de Amerikanen zeggen. Ook nog eens zelf de artikelen moeten scannen past niet in dat concept. Dan sta ik nog steeds liever in de rij. Dat is de prijs die ik wil betalen voor gemak...
Maar dan die andere wachtrij, de autofile. Hoeveel geduld zou ik als boomer hiervoor blijven opbrengen? Ik fiets al jaren naar mijn werk. Maar deze zomer stond ik per ongeluk ‘s ochtends in de file op de A2. Muurvast ter hoogte van Breukelen. Ik was dat gevoel van ongemak helemaal vergeten. Stilstaan op een snelweg, terwijl je haast hebt. Mijn gedachten kwamen als vanzelf op vroeger. Mijn vader reed in de jaren '70 vaak van Utrecht naar Amsterdam voor zijn werk. Hij vertelde dat hij dan weleens voor een trein stilstond ter hoogte van afslag Vinkeveen. Hij vond het toen ook al belachelijk. De bomen gingen dicht en "daar stond je dan met je goede gedrag".
Het is in onze tijd van doelmatigheid en snelheid eigenlijk niet meer voor te stellen. Tot 1986 was deze overgang operationeel. Een trein die een snelweg oversteekt. Dat was in Amerika, het land van het gemak, ondenkbaar geweest. In Nederland kon het vroeger gewoon: er was namelijk geen geld voor een viaduct. Dus moest iedereen maar even wachten.
In de file zat ik te denken over deze absurde situatie. Als kind reed ik vaak over de A2, op weg naar mijn opa en oma in Alkmaar. Maar ik had nooit voor een trein stil gestaan in onze Opel Stationcar. We gingen pas bij oprit Vinkeveen de snelweg op. Ik had het als een groot feest ervaren als er een trein de snelweg overstak...
De file op de A2 leek zich op te lossen. Plotseling dacht ik aan mijn favoriete benzinepomp bij de oprit Vinkeveen, ietsje verderop. Ook zo'n icoon van het gemak en van Amerika. Misschien kent u hem ook nog wel? Rood met wit. Een knik in het platte dak en helemaal van glas. Ik drukte mijn neus nog eens goed tegen het zijraam. Ik zat in de achterbak van de stationcar. Daar stond-ie: de pomp uit een Amerikaanse serie. Althans zo zit hij verpakt in mijn herinnering. Hij had afkomstig kunnen zijn uit mijn favoriete tv-serie Happy Days.
Als kind stelde ik me voor dat de pomp eigenlijk aan Route 66 lag. Dat ik op een motor reed door de verzengende hitte. Ik was in Amerika, het land waar alles mogelijk was! Geen files. Enorme witte bungalows met een gazon, zonder tuinhek. ‘s Ochtends gooide een krantenjongen (die later miljonair zou worden) de krant gewoon op het gras… Een voordeur die uitkwam in de huiskamer. Daar stond een loei van een ijskast. Coca-Cola en kauwgom bij het ontbijt. De hele dag tv kijken. In mijn jeugd verslond ik de stripboeken van Charlie Brown!
Toen ik uiteindelijk jaren later het beloofde land bezocht, was de teleurstelling niet te bevatten. Mijn Route 66 bleek niet veel te verschillen van een provinciale weg door Flevoland. Mijn Amerika-beeld spatte als een kauwgombel uit elkaar. Dat die benzinepomp bij oprit Vinkeveen ooit ontworpen was door de Nederlandse architect Willem Dudok wist ik ook niet. De strakke, geometrische vorm was het Nieuwe Bouwen bij uitstek. Plat dak, stalen profielen, veel glas. Het is een schoolvoorbeeld van functionalisme. Het heeft maar weinig met de gemiddelde bouwstijl in Amerika te maken.
Mijn droompomp bleef tot 1995 in gebruik. Toen moest hij wijken voor de verbreding van de A2. De files liepen de spuigaten uit. Automobilisten konden het ongemak niet meer aan. Het gebouwtje werd opgetild, zoals in de Amerikaanse Pixar-film UP. Net zo gemakkelijk. Hij vloog door de lucht en werd in zijn geheel op een vrachtwagen geplaatst. De operatie was nog te zien op het journaal van ‘Nederland 2’. Uiteindelijk werd het iconisch ontwerp na een lange rit definitief in het verleden geparkeerd. Een automuseum. Ik zie het nog steeds als een teken van realiteitszin. Daar hoort hij thuis. Waarschijnlijk was zo’n modernistisch pomphuisje met enkel glas heel slecht te verwarmen. Dus slecht voor het milieu. En bloedheet in de zomer. Dromen zijn bedrog. Zeker Amerikaanse.